VAKnieuws 2019
sorteer op datum sorteer op nummer | |
---|---|
19140
Onderzoek naar terugplaatsing bij uithuisplaatsingGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-08-2019 ECLI:NL:GHARL:2019:7062 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingJeugdrecht 1:265b, 1:265c BW Rechtsvraag Is er voldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van terugplaatsing van de kinderen? OverwegingNee. Uit de stukken is gebleken dat de rechtbank de GI, bij beschikking van 12 juli 2018, de opdracht heeft gegeven een onderzoek in te stellen naar de opvoedvaardigheden van zowel de vader als de moeder. In de onderhavige procedure constateert het hof echter dat de GI, ondanks dit verzoek van de rechtbank, het betreffende onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de ouders niet heeft laten plaatsvinden. De GI heeft hierover ter zitting desgevraagd verklaard dat de betrokken hulpverlening (G) in haar verslagen al het nodige heeft gemeld en dat dit voldoende informatie geeft. Volgens de GI is duidelijk dat het perspectief niet bij de ouders ligt. Op basis van vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geldt echter dat voldoende moet zijn geïnvesteerd in de band tussen kind en ouders teneinde een terugkeer naar huis te bewerkstelligen, voordat een verderstrekkende maatregel mag worden overwogen (vgl. EHRM 12 juli 2001, 25702/94 ( K. en T./Finland ). Het ligt in de lijn der verwachting dat de GI verder zal gaan met het ingezette traject van het toewerken naar een gezagsbeëindigende maatregel. De GI heeft immers verklaard dat het perspectief van de kinderen wat haar betreft niet bij de ouders ligt, en dat aan de raad voor de kinderbescherming is verzocht een onderzoek te doen naar gezagsbeëindiging. Het EHRM heeft in de zaak N.P./Moldavië echter benadrukt dat beëindiging van het gezag alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden is toegestaan, na een zorgvuldige en frequente evaluatie van de mogelijkheden tot thuisplaatsing (vgl. EHRM 6 oktober 2015; no. 58455/13, EHRC 2015/239; N.P./Moldavië, par. 64-70). Het hof is van oordeel dat er tot dusverre onvoldoende is onderzocht of er mogelijkheden zijn tot thuisplaatsing van de kinderen bij (één van) de ouders.
Binnenkort:
Een draak van een (omgangs)zaak |
|
19141
GI als belanghebbende in plaats van als informant in omgangsprocedureGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-08-2019 ECLI:NL:GHARL:2019:7058 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht Gezag en omgang 1:377a BW Rechtsvraag Kan het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om in plaats van als informant als belanghebbende tot de procedure inzake omgang te worden toegelaten, worden toegewezen? OverwegingJa. Het hof heeft de GI opgeroepen als informant. De GI heeft hiertegen ter zitting van het hof bezwaar gemaakt en verzocht om als belanghebbende te worden aangemerkt. Gelet op de doelen van de ondertoezichtstelling, die blijkens de beschikking van 18 december 2018 mede zien op het belang van de minderjarige dat zij weet wie haar vader is en het contact met haar vader, zal het hof de GI in deze procedure alsnog als belanghebbende aanmerken. |
|
19138
Omstandigheden voor toewijzing proceskosten aan een der partijenGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2019 ECLI:NL:GHARL:2019:6954 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 289 Rv Rechtsvraag Onder welke omstandigheden kunnen proceskosten in familiezaken worden toegewezen aan een van de partijen? OverwegingHet hof zal voor nu beslissen dat de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, gelet op de omstandigheid dat partijen in familierechtelijke rechtsbetrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit. Dat zal in de toekomst anders kunnen zijn indien de vader voortgaat met procederen terwijl er andere meer constructieve en adequate middelen buiten de rechter om (dejuridiseren) voor handen zijn die op dat moment aangeboden worden.
Binnenkort:
Procederen in erfrechtzaken |
|
19130
Horizontale en verticale verstoring van de arbeidsverhoudingGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-08-2019 ECLI:NL:GHARL:2019:6480 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingOntslag en ontbinding 7:669 BW Rechtsvraag Mag een rechter een horizontale verstoring van de arbeidsverhouding ook onder de g-grond scharen? OverwegingHet voorgaande neemt niet weg dat de kantonrechter terecht heeft opgemerkt dat de ontslaggronden van art. 7:669 lid 3 BW ontleend zijn aan het Ontslagbesluit en dat uit de parlementaire geschiedenis is af te leiden dat beoogd is de ontslagcriteria van het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels Ontslagtaak UWV in de wet op te nemen. Dat heeft ertoe geleid dat het algemeen geformuleerde criterium van artikel 7:685 BW is vervangen door meerdere specifieke criteria, waaronder de g-grond. Uit de wetsgeschiedenis is echter niet af te leiden dat beoogd is de ruimte die de rechter onder het oude recht ook ten aanzien van die, in de algemene formulering van artikel 7:685 BW (oud) besloten liggende, g-grond had in te perken. Het gevolg is dat de rechter een op de g-grond gebaseerd ontbindingsverzoek zal hebben te toetsen op basis van het bepaalde in artikel 7:669 lid 3 BW tegen de achtergrond van de totstandkoming van dat artikel, maar overigens daarbij gebruik mag maken van de beoordelingsvrijheid die hem na 1 juli 2015 (invoering Wwz) onverminderd is blijven toekomen. Overigens sloten de Beleidsregels Ontslagtaak UWV het ontslag wegens een horizontaal verstoorde arbeidsverhouding niet uit.
Binnenkort:
Concurrentiebeding |